Hartje zomer en in het voorjaar lopen de eenden parmantig langs de serre. Genietend van de zon en trots alsof ze willen zeggen: “Kijk mij nu toch mooi zijn.”
Aan de andere kant van de serre zitten een zestal dementerende mensen. Oud tot zeer oud.
Bij vlagen genieten ze van die eenden. Maar standaard is alleen het feit dat ze ze opmerken en soms dat zelfs nog niet.
Ik ben op bezoek bij mijn schoonmoeder die woont in een kleinschalig verpleeghuis waar duidelijk voorop staat: we wonen hier samen alsof we een gezin zijn. Samen koken, aardappels schillen en wat praten en soms lachen. Iedereen kan zich terugtrekken op zijn kamer. Respect staat hoog in het vaandel.
Och,de wereld van deze mensen is op de kop gezet door hun ziekte, door hun ouderdom.
De gordijnen in hun hoofd zijn vaak gesloten, soms halfopen. Maar helemaal open is echt verleden tijd.
Ze slapen veel, komen voor de koffie en het eten en ook zo tussendoor samen aan de grote tafel zitten. Overal staan bloemen, een kanarie zingt het hoogste lied en de poes Guusje schuifelt iedere keer naar haar eigen hoekje en dut dan weer tevreden in. Op de aanrecht een leitje waarop staat wat er gegeten wordt, een kalender met groot aangegeven letters welke dag het is en de radio die zachtjes muziek uit het verleden door de kamer strooit.
Alles wordt gedaan aan de sfeer en het verzorgend team is altijd in touw het beste uit deze mensen te halen.
Bezoek kan zelf koffie pakken en ze kennen ieder kind en kleinkind van de mensen die er wonen.
Mijn schoonmoeder gaat sterk achteruit. Als je zo bij haar in haar kamer zit en ze ligt te slapen, schiet het verleden door je hoofd.
Op de drempel van haar volgend leven, besef jezelf zo sterk dat alles vergankelijk is maar alles zo sterk ook een reden heeft gehad.
Mijn schoonmoeder is een totaal andere vrouw als mijn moeder was. Maar zo’n veertig jaar in haar nabijheid heeft ook zij een stempel gedrukt op mijn leven. Ik heb veel geleerd van haar.
Honderdduizend huishoudtips, zuinig zijn, van niets iets maken.
Dat komt sterk nu naar voren als je zo met deze groep om de tafel zit. Er heerst volop stilte, maar dat mag. Iedereen leeft in zijn of haar verleden.
Eddy Christiani wordt afgelost door Teddy Scholten die zingt over de poppetjes in haar ogen. Ik zing zachtjes wat mee en hoor stiekem nog iemand heel zachtjes wat zingen. Ik kijk niet maar ben voor een paar seconden tevreden.
“Wat is het hier warm,”zegt mijn man. Direct daarop het antwoord van een bewoonster: “Warm? Ik ben een koukleum. Ik heb vier lagen over elkaar heen. Maar ja, ik ben in februari geboren. Toen vroor het dat het kraakte.”
Dat antwoord maakte me aan het lachen. Mijn lachen doet enkele mensen weer wat lachen. Gewoon omdat het prettig is te lachen en de lucht wat ruimer wordt. En je hoeft toch niet altijd alles te snappen?
De vrouw die het altijd koud heeft is met haar 92 nog goed hoewel je op den duur exact weet wat ze gaat zeggen.
Want zinnen worden hier in dit huis vele malen herhaald. Zinnen van nu. Zinnen uit het verleden.
Alzheimer, een ziekte die je langzaam opeet. Toch soms, verrast deze ziekte je ook weer.
Of is het mijn schoonmoeder die me verrast? Als we vragen of ze mee gaat koffie drinken met de andere mensen, komt ze langzaam omhoog.
Haar ogen half dicht, redelijk verward, haar benen weigeren dienst. Ze zakt met hulp in de rolstoel en zegt:
“ Och alles wat je krijgt is meegenomen.”
Wij lachen, maar twee stappen verder weet ze al niet meer waar ze is en wat we gaan doen.
Het wordt geen koffie maar twee glaasjes appelsap.
Een medebewoonster is aardappels aan het schillen in een moeilijke houding.
Ze is zo klein dat ze zittend niet kan schillen. Het gaat met de nodige routine.
Routine uit het verleden. Of het zo genoeg is en ze heeft last van haar voeten.
Als ik onder de tafel kijk, zie ik haar rechterschoen ergens halverwege staan.
Die had ze allang uitgedaan, zo bleek.
Met haar gehaalde pantoffels gaat ze zitten en hult zich dan in haar eigen duisternis.
Moeder wordt moe. We brengen haar terug naar haar kamer.
“Ga maar lekker slapen. Ze komen je wel weer halen als jullie gaan eten.”
Ik gooi de rode plaid over haar heen en ze zegt:”We gaan weer terug naar het verleden…!”