Dorita de Bekker-Vorst
verhalen en gedichten
Blijf maar
~

Het is bij benadering niet te zeggen hoe vaak ik die woorden geroepen heb toen ik de deur van onze winkel opende en al roepend richting het kleine trapje liep.
Dat trapje bracht me naar het achterste gedeelte van onze winkel, dat hoger lag.
Precies op de hoogte van geluidskwaliteit, die voldoende was voor mijn moeder om te horen dat ze niet naar beneden hoefde te lopen om klanten te helpen.
Voor mij volgden dan nog twee grote trappen die me brachten naar ons woongedeelte.

Mijn moeder bestierde, zo’n beetje alleen, de winkel in vloerbedekking hoofdzakelijk cocos.
Mijn vader was op pad om bij klanten gordijnen te hangen, gestoffeerde stoelen te brengen die hij met enorm vakmanschap had gemaakt, en vloerbedekking te leggen.
Zo anno 2023 is het totaal niet te begrijpen dat ze dat zo samen runden.
Ongelofelijk gevaarlijk, mijn moeder alleen thuis, niet wetende wat voor mensen drie trappen naar beneden, binnen konden komen. Er werd gewoon niet bij nagedacht wat voor vervelende dingen er hadden kunnen gebeuren.
De tijd was zo anders. 
Eenmaal in de winkel vertelden de klanten wat ze wilden hebben van die grote cocosrollen. Mijn moeder trok die rol los en knipte er met een grote schaar het benodigde van af. Ze werd vaak geholpen door de klanten zelf.
‘s Avonds of de volgende dag maakte mijn vader de matten keurig netjes met het zgn boorband. Dat sierband kwam om de uiteinden te zitten om het geheel vervolgens keurig thuis te brengen.
Wat hebben die twee keihard gewerkt.
We werden de cocos speciaalzaak van de stad.

Ik maakte in die tijd kennis met de stapel stoompannen.
Er zou en moest warm gegeten worden tussen de middag, maar koken bleek een onmogelijke klus met een winkelbel die steeds ratelde.
Dus in de onderste pan van de “toren” ging water dat uiteraard ging koken, daarboven de aardappels en dan de groenten.
Zo kon alles veilig pruttelen oftewel stomen als er beneden weer klanten kwamen.
In de keuken een krukje dat, met lange telefoongesprekken, onder de telefoon gezet werd.
Want… die dingen hingen toendertijd aan de muur. We hadden een zwarte met een giga snoer. Dat weet ik ook nog.

Het was ook de tijd dat wij gevelkacheltjes kregen op onze kamers.
We kwamen op de middelbare school en er moest huiswerk gemaakt worden.
Warmte was een must. In de winter werden we wakker met ijspegeltjes aan onze dekens, dus zo’n kacheltje was een goudmijn.
Via een dakraam keek ik uit op het platdak van de buurvrouw, die een parfumeriewinkel had en boven dat platdak de merel, die elke zomeravond zijn best deed om de klokken van de St Jan te overtreffen.
Vreemd dat je dat soort details herinnert .
Die St Jan hoor en zie ik nu nog vanaf mijn slaapkamerraam.
Ik ben alweer 23 jaar terug in de binnenstad, niet zo heel ver van de plek waar ik geboren ben.

De Hinthamerstraat was toen en eigenlijk nu nog, een hoofdstraat.
Alleen de invulling is anders.
In mijn jeugd struikelde ik zo ongeveer over de groenteboeren, bakkers en slagers.
Binnen vijf minuten stond je voor hun toonbank om daarna vlug terug te lopen naar onze eigen winkel en - blijf maar- te roepen.
Aardappels en groenten in de stapel stoompannen doen en wachten totdat we allemaal samen konden eten.
De winkel even dicht terwijl we aten? No way…alle centjes waren welkom.
Dan maar koude piepers als je net had opgeschept.
Melk en vla werden gebracht door St Jan.Waarom hij zo heette….geen idee.
De melkboer liep naar het kleine trapje terwijl hij, met flink volume riep : St  Jan.
Ik vond het een indrukwekkende man, met zijn halve handschoenen, hartje winter.

Terwijl de woorden mijn laptop binnen glippen, realiseer ik me dat dit stukje een lofzang is op mijn ouders en de middenstand destijds in de Hinthamerstraat.
Ik herinner me zoveel hardwerkende mensen in onze straat, die vol liefde en passie klaarstonden voor hun klanten.
Vele hadden toen hun  woonkamer boven of achter de winkel en spoedden zich naar hun toonbank om klanten te helpen als de winkelbel ging.
Als zestien jarige liep ik met een groot wit papier alle winkels af om handtekeningen te verzamelen.
De Binnendieze liep achter vele huizen en het stonk ontzettend. Zeker hartje zomer.
Zie nu eens, vele jaren later, het is een prachtige vaarroute geworden, de grote trekpleister voor duizenden toeristen ieder jaar.
Dat komt overigens niet door die handtekeningen, dat had wel wat meer voeten in de aarde nodig gehad …

Ons huis werd, decennia later, nog beroemd!
In 2003 werd dit pand uit 1624, verkocht en een jaar later gerenoveerd en verbouwd.
Prachtige schilderingen kwamen tevoorschijn die al eeuwen verstopt zaten achter de muren.
We deden mee aan het SBS programma “Het Mooiste Pand Van Nederland.”
Gewonnen hebben we niet, maar pas toen, besefte ik dat ik in een bijzonder pand was opgegroeid.
Een meterslange spreuk, gevonden in de kalkmuur in het achterhuis beneden, werd de grootste verrassing. Met Monumentendag wordt die spreuk, prachtig uitgelicht, het meest bijzondere dat iedere bezoeker te zien krijgt.
In oud Hollands staat te lezen: “Wat u niet wilt dat u geschiedt, doet dat dan ook een ander niet.”
Hoe bijzonder en treffend kan het zijn.
Misschien heeft het wel zo moeten zijn, want die spreuk, die gedachte, zit in mij verankerd. Allang voordat ik wist dat hij bestond in mijn ouderlijk huis!

Het huis dat de naam droeg “De Drie halve Manen.”
Het huis van mijn Opa en Oma.
Het huis van mijn ouders.
Het huis dat altijd in mijn bloed blijft zitten.
Het huis, waar ik duizenden keren geroepen heb als ik binnen kwam:
“Blijf maar.”