Dorita de Bekker-Vorst
verhalen en gedichten
Veilig achterop
~

Gisteravond vertelde iemand me dat ze had gekeken naar Paul van Vliet, die met zijn tachtig jaar en die prachtige warme stem opnieuw een weergaloze show had neergezet.
Toen dacht ik:”Oh ja, dat programma wil ik nog terugkijken.”
Zo gebeurde het dat het liedje - Veilig achterop bij Vader op de fiets - weer voorbijkwam.
Dat liedje blijft zo herkenbaar voor me.

Ik zal een jaar op elf, twaalf geweest zijn.
Ik had een kleine opa en een grote opa.
De grote opa mocht ik houden tot mijn zestiende en die woonde helemaal alleen in dat grote huis, genaamd Huize Joseph, aan de Graafseweg in Hintham.
Ik fietste vaak naar hem toe en hij zat dan in zijn fauteuil bij het raam, met het geluid van zijn grote klok, als enig gezelschap.
Het intrigeerde me, hij alleen in dat grote huis. Ik maakte thee voor hem en samen dronken we uit die prachtige vierkante kopjes van het servies dat ik zo mooi vond. Crèmekleurig met een donkergrijze afbeelding van een soort van Engels landschap.
We liepen door de grote tuin, hij vertelde me over zijn talloze boeken en vroeg hoe het op school ging.
Die bezoekjes werden, naarmate ik ouder werd, frequenter en we genoten er van.
Mijn grote opa intrigeerde me niet alleen, ook dat grote huis. De twee nieuwste kamers op zolder, die in mijn ogen modern waren, intrigeerden me ook.
Ze waren gemaakt als onderdak voor mensen die slaapplekken nodig hadden en het huis van opa werd door Pax Christi gangers, veelvuldig bezocht.
“Nou,”zei Opa “dan kom je toch een nachtje logeren. Mag je in de nieuwe kamer slapen.”

Die middag werd ik gebracht door mijn vader. Op zijn solexje.
Super spannend.
Opa had gekookt en, aangezien er geen TV was, kletsen we nog wat na.
Na een glaasje ranja werd het bedtijd.
“Slaap lekker,” zei Opa en keek me blij aan. Hij vond het fijn dat ik er was.
Boven in de nok van het huis, in die kamer die nog lichtjes rook naar verf en nieuw behang, sloeg mijn stemming om.
Ik weet nog zo goed dat ik het doodeng vond.
Zo stil. Ik was het geluid van de Hinthamerstraat gewend.
Ik durfde niet meer naar beneden. Ik durfde niet tegen mijn opa te zeggen dat ik bang was. Ik durfde niet te zeggen dat ik eigenlijk naar huis wilde.
De tranen kwamen. Voelde me moederziel alleen op de wereld.
Ik had een lieve opa maar wel iemand die dacht dat alles liep zoals gepland.
Hij kwam niet kijken of alles goed was.
Hij bleef beneden in dat grote huis met de beierende klok, zoals de Big Ben in Londen.
Mijn tranen bleven komen.

“Opa, ik ben bang en kan niet slapen.” zei ik met een piepstem en Opa schrok.
“Och toch, dan bel je Papa maar. Hij komt je zeker halen.”
De telefoon die aan het smalle muurtje hing naast die mooie rinkelende pijpengong, werd mijn hulp in nood.
Die mooie hal die ik zo paleisachtig vond, was niet mooi meer.
Die voordeur met glas in lood raampje, dat ook nog eens open kon, interesseerde me totaal niet.
Niets was meer leuk.
Ik wilde naar huis.

Mijn vader zou komen. Hij snapte het niet goed want ik wilde zo graag logeren.
Maar hij zou me komen halen op zijn solexje.
Daar ging ik na een half uurtje. Dag Opa, tot gauw.
Met een zucht van verlichting sloeg ik mijn armen om mijn vaders middel, wang tegen zijn jas en samen tuften we van Hintham naar de Hinthamerstraat.

Dat liedje…zo herkenbaar… een glasheldere herinnering uit mijn jeugd.
Zo tekenend voor mijn gevoel van veiligheid.

Veilig achterop, bij vader op de fiets.
Vader weet de weg, en ik weet nog van niets
Veilig achterop, ik ben niet alleen
Vader weet de weg, vader weet waarheen
Ik weet nog hoe het rook
Ik weet nog hoe het was
Met mijn armen om hem heen
Mijn wang tegen zijn jas.

Paul van Vliet…ik weet zo goed wat je bedoelt!