Dorita de Bekker-Vorst
verhalen en gedichten
Een koning en een prins
~

Het was juni 2000 en we zaten in de tuin te genieten van de geluiden en geuren van de binnenstad van ’s-Hertogenbosch.
Boven ons de vleermuizen, die vanuit de St. Jan over ons binnenstadstuintje vlogen en waarmee we ons al vertrouwd voelden.
We woonden nog maar twee maanden onder de rook van de St. Janskathedraal en wie hadden we al voorbij zien komen lopen?
Koningin Beatrix, Prins Claus, Koning Albert en Koningin Paola van België, die al lopende door onze straat op weg waren van de rondvaartbootjes op de Dieze naar de St. Jan.
Nou, zo’n gezelschap zie je nou ook niet direct iedere dag langs je raam lopen!

Wij hadden het net samen over dat illustere gezelschap toen we ergens, toch wel dichtbij, een raar wat beangstigend geluid hoorden.
Iets wat we niet direct thuis konden brengen en het bleef aanhouden.
We besloten naar de straat te lopen om te gaan kijken of er inderdaad iets was.
Halverwege de straat stond een kameel!
Nou, dat kon er nog wel bij. Je staat nergens meer vreemd van te kijken in de binnenstad.
Het beest stond stijf van angst voor het wagentje waar hij in had gestaan en wilde geen kant op.
Zijn ogen puilden zowat uit zijn kamelenkassen en zijn verzorger stond te trekken en iets of wat schutterig onze kant op te kijken. Ondertussen kwam er nietsvermoedend een stadsbus aanrijden in de hoop zijn passagiers via onze straat op de Parade uit te laten stappen.
Het mag duidelijk zijn dat de goede man achter het stuur van de stadsdienst dacht dat hij water zag branden,
Hij stampte ogenblikkelijk op de rem en de kameel werd alleen maar angstiger, want nu schenen er ook nog eens van die grote koplampen in zijn kamelenogen.
“Hij wil niet meer achteruit de wagen in,” riep de verzorger en na veel gesjor bleek dat ook inderdaad het geval te zijn. Met pijn en moeite kon het dier met de bulten maar een ding bedenken:
”Aan mijn lijf geen polonaise, ik ga alleen als het echt moet vóóruit en wel in de allerlaagste versnelling.”
Zo gebeurde het dat kameel en verzorger, die inmiddels volledig, onder de kamelenpoep zat, langs kwamen lopen.
We stonden stomverbaasd te kijken alsof het een film van Charlie Chaplin betrof. Het wagentje bleef halverwege de straat staan met daarachter de stadsbus.
In de draai van de straat bleven het dier en de vol gepoepte verzorger staan.
Opnieuw geen beweging in te krijgen. De man keek hulpeloos naar zijn auto met daarachter de lege kamelenwagen.
Toen kreeg mijn man een helder moment en riep:”Zal ik de auto met wagen even ophalen en vóór de kameel rijden? Misschien dat hij dan het licht ziet en instapt?”
De verzorger die inmiddels net deed of hij dagelijks in kleren vol kamelenpoep rondliep zei:
“Ja, misschien lukt het dan wel.”
Dus manlief startte de auto met kamelenhuis en reed keurig netjes voor de kameel.
Hij zei nog net niet: “Taxi,” maar toch had de kameel het begrepen en stapte doodgemoedereerd in.
De verzorger riep wat benauwd: “Bedankt,” en begreep dat hij maar beter geen hand kon geven. Voordat hij instapte riep hij nog:”Ik zal maar gauw gaan douchen!!”

Na een vijftal minuten zaten we weer aan de wijn, de stadsbus was doorgereden en de kameel en verzorger trilden waarschijnlijk nog na van de spanning.
Waar het dier thuishoorde en waarom dat beest nou uit die wagen was gekomen of misschien wel gehaald, is ons tot op de dag van vandaag volledig onbekend!

Er zijn in al die jaren na het kamelenincident veel dingen gebeurd in dit stukje straat in hartje stad, maar niets kan die twee maanden overtreffen waarin wij een Koning, een Prins, twee Koninginnen en een kameel voorbij zagen komen.