Op het kruispunt van polders en water
Verborgen onder de vestingwal van ons Pronkjuweel
Komen Hooiwagen en Narrenschip tezamen
Zij betreden de wereld van rood- wit- geel
De zeven hoofdzonden laten ze achter bij de Grote Hekel
Haan en hagedis houden zich stil in het riet
Clubkes begeleiden de schepping van Jheronimus van Aken
Twee musicerende eeuwen die men hoort - die men ziet
Een zinnenprikkelende stoet trekt door Oeteldonkse straatjes
De vrouw met de witte hoofddoek - de luit spelende non
Een biddende engel - gearmd met de neus blazende duivel
Een naar wijn snakkende zwemmer - met in de handen een kom
De man met de soeplepel baant zich een weg over de Parade
Een geslachte gans trekt hij voort in een zwarte pan
De lucht ruikt naar hooi - de kwakzalver danst met een ladder
De stoet wordt gedragen door de klokken van de St Jan
Peer vaan den Muggeheuvel staat hen op te wachten
Driek reikt de hand aan de drinkende nar
Men versmelt tot een DNA van heden en verleden
Eensgezind feestend op de platte boerenkar
Drie dagen lang duurt dit eeuwenoude feest der feesten
Op de stoep bij Boer Knillis – voor Jeroen Bosch zijn atelier
Een man met pollepel rust aan de voeten van de oude meester
En hoort hem zachtjes fluisteren:
" Mijn ziel is nederig – mijn hart vol en tevrée”